Verslag van ‘Langs de afgrond. Het nut van foute denkers’

leestijd plm. 3 min.

Op  31 maart 2022 bespraken we het boek ‘Langs de afgrond. Het nut van foute denkers’ van Arnold Heumakers.

Wie kunnen we als een foute denker kenschetsen?
Dat zou een persoon kunnen zijn die geen aanhanger is van de humanistische links-liberaal-democratische ideologie. Deze ideologie is op dit ogenblik de meest gangbare in onze westerse maatschappij.
Zou het ook anders kunnen? We zijn gewend om onze cultuur te zien als geworteld in de Verlichting. Daarbij wordt licht vergeten dat er de moderne westerse cultuur een tweede stroming kent: de Romantiek. Een ideologie hoeft niet exclusief op een van die twee stromingen gebaseerd te zijn, maar kan ook een mengvorm zijn van Verlichting en Romantiek. Wat vloeit daar uit voort? Heumakers onderzoekt een aantal rechtse – soms fascistische – denkers. Kunnen we van hen toch nog iets opsteken, ondanks onze (voor)oordelen?

In het eerste deel van het boek behandelt Heumakers vijf Franse denkers die omstreeks 1900 actief waren. In het tweede deel worden vijf Duitsers besproken: Oswald Spengler, Ernst Jünger, Carl Schmitt, Ernst von Salomon en Friedrich Reck-Malleczewen. Het derde deel onderzoekt enkele ‘rechtse’ kunstenaars, met name schrijvers.
Bij onze bespreking hebben we ons vooral op het tweede deel gericht. Hier treffen we denkers aan van wie de ideeën ook in de praktijk zijn gebracht en waardoor vervolgens het rechtse denken in diskrediet is geraakt.

Onze discussie ging vooral in op het begrip vrijheid als tegenpool van de gelijkheid. Is democratie de beste staatsvorm, ook  als er misschien een deel van onze vrijheid ingeleverd moet worden? Een eenzijdige nadruk op gelijkheid kan een bedreiging vormen voor de vrijheid. Alle foute denkers proberen ons bij te brengen dat gelijkheid niet bestaat. Dit wil niet zeggen dat we discriminatie dus maar moeten accepteren. “Strijd, met of zonder bloedvergieten, behoort  in de ogen van bijna alle foute denkers tot de meest elementaire kenmerken van het waren leven.”
Wat moeten we denken van de twee landen die rond 1950 nog straatarm waren: India en China? India was en is een democratie en zeventig jaar later leeft een groot deel van de bevolking nog altijd in armoede. China is geen democratie en heeft verschillende vormen van dictatuur gehad, maar de grote armoede is nu verdwenen. Waar zou een Indiër of Chinees voor kiezen en wat zou onze keus zijn?

Een ander discussie punt betrof de mensenrechten. Wie bepaalt die? Hoe moeten ze worden geïnterpreteerd? Zijn ze universeel? Ook spraken we over de natiestaat en de tegenstelling tussen collectivisme en individualisme.

Heumakers bepleit ontnuchtering en methodische pessimisme als reactie op al die ‘foute’ denkers. “De methodische pessimist … vervolgt zijn gang langs de afgrond, het hoofd meer dan ooit gevuld met complicaties, tegenstrijdigheden, paradoxen, maar met minder illusies – niet in de laatste plaats dankzij de foute denkers die hij met kritische empathie serieus heeft genomen.”

‘Langs de afgrond’ is een actueel boek dat we met genoegen hebben gelezen. Aanvankelijk komt het misschien wat verbrokkeld over, maar in de epiloog brengt Heumakers alles helder bijeen.