Van wereld naar aarde

leestijd plm. 6 min.

Op 16 mei 2023 bespraken we het boek ‘Van wereld naar aarde. Filosofische ecologie van een bedreigde planeet’ van Vincent Blok. Het boek begint met: “De ervaring van klimaatverandering is relevant voor de filosofische vraag naar de zin van het leven” en hiermee zijn we het antropoceen binnengestapt. “De ervaring van global warming betreft niet alleen de wereld om ons heen, maar is zo weids dat we niet langer een positie buiten dit globale fenomeen kunnen innemen”. De auteur maakt onderscheid tussen  de ‘aarde’ als planeet en de ‘wereld’ die wordt opgevat als de dimensie van zin en betekenis van de dingen om ons heen en waarmee wij altijd al vertrouwd zijn.

Blok ziet een gespletenheid tussen de alledaagse wereld en die van de wetenschap. “De wetenschap beperkt zich helemaal niet tot die feitenwereld. Ze richt zich juist op zinvolle feiten. Wetenschap is zelf zin- of waardegedreven, en daar is geen filosofie met bij nodig” en ook “De vraag naar de zin van een wetenschappelijk leven is zelf niet wetenschappelijk”. De klimaatverandering raakt ons allemaal en is een belangrijk onderwerp geworden in de media en de (Nederlandse) politiek. “Als klimaatverandering alleen speelt op het niveau van wetenschappelijke modellen of alternatieve constructies en verklaringen, dan is ze onschadelijk.” ….   “Het is de ervaring van de aarde als noodzakelijke voorwaarde voor de menselijke bewoning van de betekenisvolle wereld die ons confronteert met de vraag naar onze plaats op aarde in tijden van klimaatverandering.” ….  In de gehele filosofische traditie is nooit aandacht geschonken aan de ‘aarde’ in tegenstelling tot de aandacht voor de ‘wereld’.

 Na deze probleemstelling onderzoekt de auteur hoe filosofen in het verleden naar de aarde/wereld hebben gekeken. Hij concludeert dat de zin van een wetenschappelijk leven tegenwoordig bestaat in de bijdrage aan de economische groei. Dat is totaal anders dan onderzoek omwille van zichzelf zoals Aristoteles voorstond. Voor Aristoteles bleef de elementaire aarde echter ongedacht en was niets meer dan de dragende grond voor ons bestaan in de wereld. Dan blijft de vraag wat de zin of betekenis van de aarde is.

Achtereenvolgens zien we Socrates, Plato, Aristoteles, Descartes, Hume, Kant voorbij komen die wel over de wereld hebben nagedacht maar niet over de aarde. In zijn kritiek op Kant is Quentin Meillassoux (2013) de eerste die wel anders denkt maar niet ver genoeg. Blok gaat verder en behandelt met name Nietzsche, Husserl en Heidegger. Dit drietal komt al enigszins in de buurt van het ‘aarde’ denken waarbij Heidegger het verst gaat, maar nog altijd teveel antropocentrisch (dus ‘werelds’) is georiënteerd. “Een dergelijke exceptionele positie van de mens is vandaag de dag niet langer vol te houden”. Blok verwerpt de gedacht dat duurzaam ondernemen een oplossing kan bieden tegen klimaatverandering. “Integendeel, klimaatverandering laat het falen van het ecosysteem zien om oneindige hulpbronnen te leveren voor ongebreidelde economische groei. We hebben geen enkele aanleiding om te denken dat groene groei mogelijk is. .… Deze ervaring roept op tot filosofische reflectie op de grondbeginselen van de economie”.

Blok komt nu zelf met een voorstel: “De ecocentrische oriëntatie van de ecologische ontologie van wereld biedt een oplossing voor dit probleem.”  In navolging van James Gibson (1950 en 1979) roept hij op tot responsief gedrag, niet antropocentrisch-exploitatief maar ecocentrisch-exploratief. Zo’n oproep ontstaat in de wederkerigheid van organisme en omgeving. Een betekenisvol ecosysteem “laat zien dat de ontologie van oproepen tot responsief gedrag die een ecosysteem constitueren niet alleen over de natuurlijke maar ook over de sociale en culturele wereld kan gaan en de wereld als geheel betreft“. Dit ecosysteem is dynamisch en veranderlijk want er kunnen ook andere oproepen komen.

De nieuwe fase van het antropoceen vraag niet zozeer om nieuwe beleidsimpulsen, als wel om de transformatie van de intentionele relatie waardoor we de antropocentrisch-exploitatieve relatie die het antropoceen nu kenmerkt achter ons laten en we ons engageren met een nieuwe intentionele relatie waarin de mens primair de zorg voor de wereld als globaal systeem op zich neemt“. De auteur beseft dat het toch niet zo simpel is. “Moeten we niet eerder concluderen dat elk menselijk gedrag beantwoordt aan oproepen tot responsief gedrag in de omgeving, de antropocentrisch-exploitatieve relatie tussen mens en wereld niet minder dat de ecocentrisch-exploratieve relatie? Dan is er geen sprake van een divergentie tussen twee intentionele relaties in het antropoceen…”.

We moeten ons bezinnen op aarde als herkomst van wereld. “Waar de hedendaagse filosofie voor staat, is dus niet zozeer een revolutionaire breuk met de wereld van het antropoceen als wel een revolutionaire breuk met de aardevervreemding, die weliswaar urgent wordt in het antropoceen maar in de filosofische traditie teruggaat tot Plato en Aristoteles”.

Het laatste hoofdstuk van het boek heeft als titel ‘Speculatieve ecologie van aarde als herkomst van de wereld’. Wat is onze plaats op aarde? “De erkenning vaan de aarde an sich leidt niet tot kennis van de aarde an sich omdat Kant, net als Heidegger later, de aarde an sich vanuit de wereld denkt. …. Hoe kunnen we ooit ontkomen aan de tendens die we in verschillende gedaanten in de filosofische traditie tegenkwamen om de aarde vanuit de wereld te denken?” Ook een filosoof als Bruno Latour bleef antropocentrisch georiënteerd omdat hij nooit heeft nagedacht over de aarde als het buitengewone. Blok brengt nu Spinoza naar voren volgens wie elk ding ernaar streeft zichzelf in stand te houden. “Bij Spinoza is conativiteit [streven] geen ontische wil of impuls tot zelfbehoud van levende organismen, maar een ontologisch principe van elk zijnde”. Ook de aarde streeft dus naar zelfbehoud en dat is niet gebaseerd op wil of macht, maar is inherent aan de materialiteit van de zijnden. Spinoza zegt ook dat de dingen niet alleen maar conatief zijn maar ook associatief en hieruit volgt weer responsiviteit die op haar beurt leidt tot de bestaande ecosystemen van de planeet en de gebouwde omgeving, van de aarde en de wereld. De auteur zegt nu zelf dat dit idee van “de responsieve conativiteit van de aarde abstract blijft, en losgezongen lijkt van de alledaagse ervaring van de natuurlijke omgeving.” Uit zelfbehoud differentieert de elementaire aarde verschillende entiteiten die responsief zijn naar elkaar en die samen de wereld vormen. Deze responsieve conativiteit betekent dat de wereld contingent is. Onze  beantwoording aan responsief gedrag zal de aarde nooit uitputten omdat de aarde altijd ingewikkelder is dan welke wereld ook. De mens heeft wel de aarde nodig maar het omgekeerde geldt niet.

De tegenwoordige toestand van de wereld/aarde toont dat we de aarde (die we nooit filosofisch gedacht hebben) niet werkelijk beheersen. De opgave van de filosofie is zoeken naar een nieuwe wereld die wel responsief is naar de elementaire aarde. “Een wetenschappelijk leven is pas zinvol als dat verankerd is in de elementaire aarde als herkomst van de wereld. …. Van ‘wereld naar aarde’ heeft vooral de vraag naar de zin van een wetenschappelijk leven proberen te beantwoorden.”  Kortom, Blok biedt ons een denkrichting maar nog geen echte oplossing.     

De meesten van ons waren niet enthousiast over het boek. Wie had de auteur als doelgroep van dit boek voor ogen? Zijn het wetenschappers en academisch geschoolde professionals (p. 215) of  een breder publiek (p. 216)? Het boek is een bundel van diverse eerder geschreven artikelen waardoor er nogal wat herhalingen zijn. De tekst is abstract en geschreven in een taai filosofisch jargon. We oordeelden wel positief over het onderscheid dat Blok maakt tussen aarde en wereld. Een van de aanwezigen waardeerde het boek ook omdat het een nieuw denkpatroon geeft na Heidegger. Vervolgens kun je je afvragen of de gedachten van vroegere filosofen die niet over de aarde hebben gedacht maar hooguit alleen over de wereld relevant zijn voor een boek over de huidige milieuproblematiek.