Via Dali’s surrealistische wereld kwamen we terecht in de verstilde sprookjeswereld van Eva Jospin (1975), wat een contrast tussen die twee.
In haar grote Parijse atelier bouwt Jospin ruïnes van Griekse tempels en arena’s, kamerhoge bossen en rotswanden in reliëf. Uit grauw karton, dat ze in vele lagen op elkaar plakt en vervolgens bewerkt met messen en slijpstenen.
Als je inzoomt op de onbewoonde oorden, robuust of juist verfijnd, ontdek je de kleinste details. Een subtiel goudkleurig draadje met lovertjes of een nisje bekleed met bergkristalletjes.
Rotsblokken lijken te zweven als uit een sf film, compleet met koperen skywalk. Lange, ijle twijgen hangen neer vanaf een gietijzeren balkon. Overal komen architectuur en natuur betoverend samen.
In het Designmuseum ernaast zagen we vervolgens werk van de avantgardiste Meret Oppenheim (1913-1985), die in 1936 wereldberoemd werd met de Kop en schotel van bont.
Alledaagse objecten verandert ze met speelsheid en een vleug ironie in vervreemdende kunstwerken zoals deze Trui met borstzakken.
Met dit beeld op ons netvlies sloten we het bezoek af met een lunch in het museum.