Marx bevrijd

leestijd plm. 6 min.

Op 17 januari 2023 bespraken we het boek ‘Marx bevrijd. Natuur en vervreemding in de 21e eeuw’ van Paul Cobben.

Paul Cobben is emeritus hoogleraar in de moderne filosofie aan de Universiteit van Tilburg. Zijn generatie behoorde tot de protestgeneratie en als student werd hij gegrepen door het begrip ‘vervreemding’ van Karl Marx. Wat het precies betekende begreep hij nog niet, maar het was voor hem toch reden van een studie natuurkunde over te stappen op filosofie. Cobben raakte onder de indruk van Marx’ ‘Parijse Manuscripten’ (1844) maar ook van ‘Fenomenologie van de geest’ (1807) van G.W.F. Hegel. Dit tweede boek heeft zijn loopbaan grotendeels bepaald. Marx was sterk beïnvloed door het werk van Hegel en om Marx te begrijpen moet je dus ook weten wat Hegel heeft geschreven. Cobben schrijft: “Marx en Hegel stellen dezelfde vraag: hoe kan de menselijk vrijheid verenigd worden met zijn lichamelijkheid, met de mens als wezen dat deel uitmaakt van de natuur? En hoe ziet een samenleving eruit die aan deze vereniging gestalte kan geven? In dit boek zet ik uiteen hoe ik de tekortkomingen van de ene denker tracht te overwinnen met de kracht van de andere.”

Volgens Marx is de mens een natuurwezen dat tegelijkertijd van zijn wezen vervreemd is. De mens probeert de macht van de natuur door zijn arbeid te breken. “Arbeid moet geen middel zijn om de natuur te cultiveren, maar moet een activiteit zijn waarin de mens onmiddellijk zijn ware wezen als natuurwezen verwerkelijkt.“ De macht van de natuur blijkt niet uit de natuurwetten maar in de wetten van de vrije markt. “Geld (abstracte arbeid) is het (vervreemde ) wezen van de kapitalistische samenleving.” Het ware communisme is de reële, op actie gerichte, filantropie en heeft de natuur begrepen als het ware wezen van de mens.

Cobben behandelt uitvoerig de analyse van het kapitalisme door Marx in diens boek ‘Das Kapital’. Marx wijkt in zijn bespreking af van Hegel. Het uitgangspunt bij Hegel voor een vrije samenleving zijn de vrije en gelijke personen, waarbij de vrijheid verwerkelijkt wordt in de instituties van de rechtsstaat. Marx noemt dit een idealistische illusie. In een volgend hoofdstuk wordt de ontwikkeling van het marxisme na Marx beschreven. We lezen hier over het marxisme als objectieve wetenschap, als ideologie (het dialectische materialisme), in de Frankfurter Schule, enz. Zowel Hegel als Marx zien de geschiedenis al een teleologisch proces. Voor Hegel bestaat de zuivere vrijheid al maar moet in de loop van de geschiedenis geëxpliciteerd worden, maar Marx laat zich hier niet over uit hoewel hij het niet met Hegel eens is. Cobben: “Marx legt de nadruk op de mens als lichamelijk wezen en laat zien hoe deze tot vrijheid komt. Hegel legt de nadruk op de mens als geestelijk wezen en laat zien hoe deze zijn lichamelijkheid ermee in overstemming brengt. Bij Marx gaat het om de ontwikkeling van vervreemding naar vrijheid, bij Hegel om de ontwikkeling van inadequate vrijheid naar adequate vrijheid” en “Waar Marx te eenzijdig de lichamelijke natuur van de mens benadrukt, lijkt Hegel te eenzijdig de vrijheid van de mens te benadrukken”. 

Voor Marx was de kapitalistische maatschappij een vervreemde samenleving. Cobben constateert: “Deze diagnose heeft op geen enkele manier aan kracht ingeboet. De marktverhoudingen die Marx reeds voorzag, lijken zich nu pas ten volle ontplooid te hebben”. Marx heeft evenwel niet alles voorzien. Cobben noemt hier de inbedding van de vrije markt in een politieke orde, maar vooral ook het dataïsme (het verzamelen van gegevens om het menselijk gedrag te voorspellen). Cobben meent dat het dataïsme leidt tot vervreemding van de verhouding tot de innerlijke natuur van de mens. (Zou het echter in plaats van een beheersingsmechanisme ook een marketing tool kunnen zijn?) Cobben veronderstelt nu dat Marx een vrijheidsbegrip kende dat hij niet expliciet in zijn filosofie heeft weergegeven, maar waarmee het gedachtegoed van Marx geactualiseerd kan worden. Hiervoor moeten we terug gaan naar Hegel en dan kunnen we vervolgens Marx’ begrip van vervreemding herformuleren. Op deze wijze wordt ons begrip van het denken van Marx (gebaseerd op een boek uit 1844) herzien dank zij het werk van Hegel (met een boek uit 1807) door het inzicht Cobben (opgeschreven in een boek uit 2022). Merkwaardig dat niemand eerder op dit idee kwam, terwijl er toch bibliotheken zijn volgeschreven over Hegel en Marx. Marx is nu bevrijd van het misverstand dat zo lang heeft geduurd. We zijn hierbij op twee derde van het boek van Cobben aangekomen en het wordt vervolgd met beschouwingen over vrijheid en vervreemding. “Van vervreemding is sprake wanneer de vormingsprocessen binnen de instituties feitelijk achterblijven bij wat historisch mogelijk is en nieuwe instituties de vorming kunnen verbeteren”.         

Het zesde hoofdstuk is wat interessanter en heeft als titel “Punt van omslag: de opheffing van de vervreemding en de overgang naar het rijk van de vrijheid”. Hier wordt o.a. de huidige natuurproblematiek besproken als een vorm van ‘Verelendung’. Ook gaat het om de verhouding van de burger tot de staat en tussen man en vrouw; overal kunnen we vervreemding bespeuren. Op Hegels visie op de burgerlijke maatschappij wordt vervolgens forse kritiek geleverd vanuit het marxistische standpunt (zoals door Cobben gepresenteerd). Een van die punten is Hegels idee van corporaties waarbinnen de mens zichzelf kan verwerkelijken, maar Cobben blijft bezorgd over de vrije markt (het angstbeeld van hem en Marx) die dan toch blijft bestaan. Tegelijk schrijft hij: “Als we de burgerlijke samenleving beschouwen zoals we die heden ten dage kennen, dan kent deze geen vrije markt in de zin van Marx’ analyse van het kapitalisme”. Aan het einde van dit hoofdstuk lezen we: “Cruciaal voor de inhoud van het politieke discours in onze tijd is de bereikte voltooiing van het beheersingsdenken”. Hierdoor zijn we anders gaan denken hetgeen een dieper zelfinzicht zou kunnen geven. “Daaraan heeft Marx een fundamentele bijdrage geleverd”.

Het boek eindigt met een Conclusie van veertien pagina’s waarin alles nog eens  wordt samengevat. Eerst komt kritiek op Marx: “Dat opheffing van de vrije markt een vrije samenleving dient, lijkt echter weerlegd te worden met het reëel bestaande socialisme in de Oostbloklanden” en ook : “dat de totale vervreemding (en daarmee de totale onvrijheid) die Marx aan de vrije markt koppelt niet staande valt te houden”. Dankzij Hegel weten we nu beter, maar Hegel heeft evenmin alles goed gezien en kreeg eerder al kritiek van Marx. Ten eerste doet Hegel geen recht aan de eindigheid van het menselijke individu. Ook zijn timing van het rijk van de vrijheid was niet goed, want die kon pas komen na een communistische revolutie die de vrije markt zou afschaffen. Verder zou  het vrijheidsbegrip van Hegel abstract zijn en daarmee ideologisch. Ook problematisch zijn Hegels opvattingen over het overschot van ongeschoolde arbeid en zijn visie op de verhouding tussen corporaties en de vrije markt. Uiteindelijk is Marx’ programma voor het ‘rijk van de vrijheid’ bevrijd van zijn tekortkomingen door het werk van Hegel (en Cobben).

Cobben heeft zijn boek geschreven in een taai academisch proza. Het werk is onevenwichtig, a-historisch en bevat innerlijke tegenspraken. Niemand van onze groep was enthousiast over het boek. Desondanks hadden we een goede discussie, met name over de milieuproblematiek en over het dataïsme en consumentisme. Kunnen we het huidige ongenoegen in de Nederlandse politiek zien als een vorm van vervreemding? Zijn sommige van onze problemen een vorm van Verelendung?    

                                                                                                                      Willem van Maren