Filosofie met de vlinderslag

leestijd plm. 4 min.

Verslag van de bijeenkomst op 25 juni 2021 in Driebergen

Op 25 juni kwam de filosofieclub voor de tweede keer bijeen in de theetuin van Kraaybeekerhof in Driebergen.
Het was de vijftigste bijeenkomst sinds de oprichting van de club in 2007. We bespraken het boek ‘Filosofie met de vlinderslag. De daoïstische levenskunst van Zhuangzi” door Woei-Lien Chong.

Het Daoïsme of Taoïsme is naast het Confucianisme en het Boeddhisme een van de hoofdstromingen in de klassieke Chinese filosofie. De belangrijkste tekst van het Taoïsme is Daodejing (het boek van de weg en de deugd) dat wordt toegeschreven aan Laozi (circa 6e eeuw v. Chr.). Dit boek is heel populair, klein van omvang, maar niet gemakkelijk te bevatten. Bijna jaarlijks verschijnt er wel een nieuwe vertaling in het Nederlands. De tweede  belangrijke schrijver is Zhuangzi die veel toegankelijker is. Zhuangzi leefde in de 4e eeuw v. Chr. Woei-Lien Chong citeert deze twee oude schrijvers voortdurend en geeft op deze manier haar visie op het Taoïsme. Een van de aanwezigen kent de auteur persoonlijk en wist te vertellen dat die zelf erkent dat haar interpretatie van het Taoïsme nogal afwijkt van veel andere moderne auteurs.  

Woei-Lien Chong behandelt het Taoïsme niet als een filosofie maar als een uitnodiging tot zelftransformatie. De boeken van de oude meesters moeten daarom niet gelezen worden als “literatuur” of “filosofie” in de moderne westerse zin, maar als stof voor reflectie die is gericht op de levenskunst en als lesmateriaal waarmee leraren hun leerlingen begeleidden en ondersteunden op hun weg naar inkeer en zelftransformatie. Die levenskunst kan gezien worden als een vorm van “contemplatieve psychologie” en als een oefenweg gericht op het openen van het eigen bewustzijn naar een staat van egoloosheid en zuivere ontvankelijkheid. Ondanks deze inleidende woorden van de auteur kan het boek toch wel gelezen worden als een filosofische tekst. Ook bleek dat verscheidenen van de aanwezigen zich meer of minder sterk voelden aangesproken tot het aspect levenskunst zoals die in het boek wordt beschreven.

Chong legt sterk de nadruk op twee vormen van bewustzijn. Enerzijds het open bewustzijn. Dit is de aangeboren natuur van de mens waarbij hij/zij in harmonie is met de natuur. Het open bewustzijn laat ons moeiteloos op een natuurlijke en spontane wijze handelen. Het open bewustzijn is onbegrensd. Het kent geen vaste fundering en het leven is een stroom van permanente verandering. Tegelijk moeten we beseffen dat deze toestand niet in woorden uitgedrukt kan worden. ‘Wie het weet verwoordt het niet: in woorden is geen weten. Wie het verwoordt weet het niet’. 

Tegenover het open bewustzijn staat het profane bewustzijn. Het is de situatie van  het gewone, alledaagse leven met het bijbehorende gedrag, de menselijk maat. Het is de wereld van de verschijnselen en objecten en het staat in dienst van het empirische ik. Het wordt gekenmerkt door de taal (woorden, definities en beschrijvingen), streven, begeerten, dwangmatig gedrag. Door het profane bewustzijn leven we in een beperkte werkelijkheid en zijn we als een kikker in een put met wie je niet over de zee kunt praten. Het profane bewustzijn is als een beslagen spiegel.    

Chong vertelt hoe we kunnen proberen te ontsnappen aan de beperkingen van het profane denken. Meditatie is hiervoor een weg. Het profane bewustzijn is maar een onderdeel van het open bewustzijn. Je moet je ego loslaten en trachten te handelen vanuit een onbevooroordeeld bewustzijn en zonder te verlangen naar vaste grond onder de voeten. Tussen hemel en aarde is er geen enkele plek die veilig is voor verandering. Iedereen moet zijn/haar eigen weg vinden, met vallen en opstaan. Je leven is geen bouwproject dat door een ander voor jou is bedacht, maar een weg die ontstaat doordat jij hem gaat. Je staat er helemaal alleen voor.

Het streven naar het open bewustzijn vraagt om afstandelijkheid en onbevangenheid. In dit opzicht staat het Taoïsme tegenover het Confucianisme (en rationalisme). Is deze tegenstelling absoluut? Waarschijnlijk niet. De taoïstische meester Zhuangzi heeft een  vriend, Huizi, die het confucianistische gedachtenpatroon aanhangt en met wie hij voortdurend discussieeert. Als Huizi overlijdt is Zhuangzi diep bedroefd en hij schaamt zich niet voor zijn emoties.         

In hoeverre komen we aspecten van het taoïstische denken ook tegen in de westerse filosofie? We zagen raakvlakken met Plato, Spinoza, Heidegger en  Wittgenstein en juist niet met Descartes. Bij de discussie vielen ook de namen van Kant, Hegel, Kierkegaard en Schopenhauer.

Hoe werd het boek beoordeeld? Sommigen van ons stonden er heel positief tegenover, anderen vonden het interessant. Weer anderen hadden er weinig of geen affiniteit mee. Kortom, uiteenlopende meningen.