Op 11 december 2024 bespraken we de eerste drie hoofdstukken van het boek ‘Er zit iets achter. Over filosofie en kunst’ van Arthur d’Ansembourg. Het boek is mooi uitgegeven en rijk geïllustreerd.
In de inleiding stelt de auteur enkele belangrijke vragen die de grote lijn van het boek weergeven: Wat is het verschil tussen een registratie met een camera of die met het menselijk oog? Wat is de relatie tussen klassieke en moderne kunst? Wat is de relatie tussen de toeschouwer en de wereld die hij beschouwt? Wat is het verschil tussen kunstfilosofie en kunstgeschiedenis?
Het eerste hoofdstuk heeft als titel ‘Kunst, moraal en de verbeelding van het kwaad’. De auteur gaat uitvoerig in op het denken over kunst van Plato en Nietzsche. Voor Plato diende de kunst dienstbaar te zijn aan de morele en politieke vorming. Alle mooie dingen om ons heen zijn slechts een afschaduwing van het idee van het schone. Het schone is ook het passende en het idee van het goede valt samen met het idee van het ware en het schone. Nietzsche heeft een radicaal andere opvatting. Voor hem zijn kunst, moraal en religie manieren om antwoord te vinden op het lijden. Kunst ontstaat uit overgave aan een grotere wil dan die van onszelf, de universele wil, de wil tot macht. Daar door is er geen belangeloos genieten van kunst mogelijk. De auteur vraagt zich nu af of deze omkering van de platoonse traditie toch weer een morele functie verleent aan de kunst. Hij constateert eerst “dat Plato … aan het begin staat van een traditie met een sterk geloof in de zeggingskracht van kunst”. Maar nu zien we bij Nietzsche en anderen een poging voor een nieuwe houding ten opzichte van de irrationele en gewelddadige krachten in onszelf. “Eeuwenlang hebben we geleerd om ze te onderdrukken met hulp van platonisme en christendom.” Die twee hebben gefaald want onze geschiedenis is een lange keten van oorlog en geweld. “De oorzaak lag in het feit dat zij uitgingen van een disciplinering waarbinnen het eigene en authentieke leven van het individu niet tot zijn recht komt. … Van Nietzsche kunnen we leren hoe we het gewelddadige van de dionysische krachten hanteerbaar kunnen maken. Niet de disciplinering maar het bewustzijn en de transformatie van deze krachten ten behoeve van de ontplooiing van het leven komen centraal te staan. In de kunst gaat dit onder meer gepaard met een nieuwe verbeelding van het kwaad waarin de toeschouwer wordt beroofd van een geruststellende slachtofferidentificatie”. De auteur is er nog niet zeker van de deze route ons naar een betere wereld zal leiden.
‘Het lineair perspectief en het bezielde lichaam’ is de titel van het tweede hoofdstuk. Wat is de rol van ons lichaam bij het vervaardigen en beleven van een kunstwerk? D’Ansembourg onderzoekt die vraag via de opvatting van de filosoof Merleau-Ponty dat Cézanne het lineair perspectief heeft losgelaten. Is dit een breuk met de klassieke traditie en wat is de rol van het verstand bij het kijken? Volgens Panofsky zou het lineair perspectief een manier van denken zijn die verwant is met de filosofie van Descartes. Merleau-Ponty onderschrijft dit niet, voor hem is de mens niet primair denkend maar waarnemend. Via de lichamelijke waarneming heeft de mens een wederkerige relatie met de wereld van de dingen, maar die gaat verloren in de denkende verhouding tot de wereld. “Daar waar in de kunst de waarneming centraal komt te staan en het intellect een ondergeschikte rol gaat spelen, verliezen we de vorm. De waarnemer is gedoemd zich te verliezen in een chaos van impressies en licht.” Het kunstwerk heeft nu zijn eigen waarheid ontwikkeld en is autonoom geworden. “Dit betekent echter niet dat de schilder zijn werk schept uit het niets.” Dit hoofdstuk beschrijft vooral de visie van Merleau-Ponty. We vroegen ons af of dit niet een (te) eenzijdige benadering is. Heeft Cézanne zelf ooit iets verteld over zijn visie of werkwijze?
Het derde hoofdstuk ‘Over de actualiteit van het schone’ behandelt de vraag naar het schone. Speelt schoonheid nog een rol in de moderne kunst? Bij deze vraag concentreert d’Ansembourg zich op de opvattingen van Kant en Gadamer. Gadamer vroeg zich af of schoonheid nog een rol kan spelen in de moderne kunst. Moderne kunst heeft een totaal ander karakter dan de klassieke kunst, ze is experimenteel en heeft de figuratie vaak losgelaten. De moderniteit begint in de filosofie al in de zeventiende eeuw, maar in de kunsten pas twee eeuwen later. Het rationalisme van de Verlichting wordt aan het einde van de negentiende eeuw geproblematiseerd en de discussie is niet meer gestopt. Veel aandacht gaat naar Kant die de begrippen theoretisch (objectief) oordeel en esthetisch (subjectief) oordeel formuleerde. Gadamer benadrukt het communicatieve aspect van de kunst en zegt ook dat een onbevooroordeelde interpretatie niet mogelijk is. We dragen ons eigen verleden mee. Zijn we ons van die verworven oordelen bewust? “Het kunstwerk vraag om een antwoord van de toeschouwer, maar tegelijk daagt het daarmee ook uit tot gesprek vanuit een gedeelde cultuurhistorische situatie.”
We begonnen onze bespreking met een foto (niet uit het boek) van het enorme beeld ‘Moments contained’ van de Britse kunstenaar Thomas J. Price. Het beeld is in 2023 op het plein bij het Centraal Station in Rotterdam geplaatst. Alle aanwezigen kenden het beeld. Zoals vaak bij een nieuw kunstwerk in de publieke ruimte heeft het veel commentaar gekregen. Wat vinden we er zelf van? Hoe interpreteren we het?
Onze verdere discussie betrof vooral hoofdstuk 3 hoewel ook het autonome van de kunst (hoofdstuk 2) ter sprake kwam. We spraken uitvoerig over het begrip aura en originaliteit naar aanleiding van een discussie tussen Gadamer en Walter Benjamin. Waarom is een aura niet te reproduceren? Is een reproductie daarom geen kunst? Veel Duitse steden zijn na de bombardementen van de Tweede Wereldoorlog ingrijpend gerestaureerd. Zijn ze nog authentiek? Voelen we daar nog altijd – of opnieuw – een middeleeuws aura (of houden we onszelf voor de gek)? Moet een kunstwerk boeien? Is er een breuk tussen schilderkunst enerzijds en foto/film anderzijds? Wat te denken van het idee l’art pour l’art?
Er was veel waardering voor het boek, maar niet unaniem en ook vonden sommigen de tekst enigszins verbrokkeld. Het grote aantal passende illustraties is een mooie ondersteuning van de tekst.