Op 14 mei 2025 bespraken we het boek ‘De crisis van het narratieve’ van Byung-Chul Han. De auteur opent zijn boek met: “Vandaag de dag heeft iedereen het over het narratieve. Het inflatoire gebruik van het narratieve verraadt paradoxaal genoeg een narratieve crisis. Te midden van luidruchtige storytelling heerst een narratief vacuüm, dat tot uiting komt als zinledigheid en gebrek aan oriëntatie.”
Met het narratieve bedoelt Han een verhaal. Een verhaal ontstaat uit een complex proces en verandert de wereld. Het is de uitdrukking van de stemming van een tijd en verbindt een gemeenschap. Een verhaal sticht “een temporeel continuüm, een geschiedenis”. Het begrip verhaal heeft hiermee een beperkte betekenis. Storytelling geeft geen verhalen. “Verhalen vertellen en informatie overdragen zijn tegengestelde krachten”. Voor Han geeft een roman daarom geen verhaal. Evenmin kan een foto een verhaal bevatten. “Verhalen verbinden de mensen met elkaar doordat ze het empathisch vermogen bevorderen. …. Tikken en swipen zijn geen narratieve gestes. … De vertelgemeenschap is een gemeenschap van luisteraars”. Han concludeert bovendien “De inflatie van het narratieve verraadt de behoefte om de contingentie de baas te worden.”
We leven nu in een post-narratieve tijd. Hoe komt dat en wat is hierbij het probleem? Han verwijst regelmatig naar Walter Benjamin, een van de oprichters van de Frankfurter Schule. Volgens Benjamin was het vroegste teken van de neergang van het verhaal de opkomst van de roman aan het begin van de moderne tijd. “In tegenstelling tot de roman, die psychologiseert en interpretaties geeft gaat het verhaal descriptief te werk.” Han ziet dit echter anders, Benjamin kon destijds de digitalisering met de bijbehorende informatie-explosie nog niet voorzien: “Het is echter niet de roman, maar de informatievoorziening in het kapitalisme die de vertelling definitief om zeep helpt.” De informatie heeft zich ontwikkeld tot “een nieuwe zijnsvorm, ja tot een nieuwe heerschappij. In samenhang met het neoliberalisme ontstaat een informatieregime dat niet repressief, maar middels verkleining te werk gaat.” Wat is het gevolg hiervan? “Het neoliberale regime verhindert juist de vorming van gemeenschapstichtende narratieven.“ De auteur onderbouwt deze opvatting niet. Is de situatie anders/beter in moderne niet-kapitalistische landen?
In navolging van Benjamin schrijft Han: “Ervaring veronderstelt overlevering en continuïteit. Zij maakt het leven vertelbaar en stabiliseert.” Door verlies aan ervaring ontstaat een nieuwe barbarij. “De nieuwe barbaar bevrijdt zich van het traditionele verband waarin een ervaring is ingebed. … Benjamin generaliseert de nieuwe barbarij tot principe van het nieuwe.” Als voorbeelden van die nieuwe barbaren noemt Benjamin zowel Descartes als Mickey Mouse. (Bien étonné de se trouver ensemble.) De moderniteit had nog geloof in de vooruitgang, een groot verhaal. De laatmoderniteit heeft niet meer het revolutionaire pathos van het nieuwe. Er is geen hartstocht meer, geen verleden en de toekomst beperkt zich tot permanente update van het actuele. “Pas het vertellen van verhalen opent de toekomst, door ons hoop te bieden.”
Onze tegenwoordige samenleving wordt vaak als informatiemaatschappij genoemd. “De opeenhoping van data en informatie kent geen verhaal. Ze is niet narratief maar cumulatief. Het verhaal vormt in zoverre een tegenhanger van de informatie dat het een begin en een einde kent.“ Het zal niet verbazen dat Han negatief oordeelt over AI (artificial intelligence). “Kunstmatige intelligentie kan alleen al niet denken omdat ze niet tot passie, tot een gepassioneeerd verhaal in staat is.” Gaat Han hier niet erg kort door de bocht door verhalen te vergelijken met de resultaten van AI? Hij gaat verder en schrijft: “Zo heeft de huidige crisis van het narratieve ook de filosofie in haar greep en luidt haar einde in. …. We zouden ons ervan bewust moeten zijn dat het denken uiteindelijk zelf een vorm van vertellen is, dat het in verhalende stappen voortschrijdt.”
Han is duidelijk een cultuurpessimist maar hij durft toch hoop te bieden. Opnieuw citeert hij Benjamin die zich afvroeg “of niet elke ziekte te genezen zou zijn als ze zich maar ver genoeg – tot aan de monding – op de stroom van de vertelling zou laten meevoeren”. Hanna Arendt zegt iets soortgelijks in haar boek ‘The Human Condition’. Kortom, “de verhalende fantasie is heilzaam.”
Verhalen zorgen voor sociale cohesie, maar we vertellen geen verhalen meer, we communiceren, sharen en liken; de gemeenschap verdwijnt. Voor Han is de oorzaak wel helder en hij herhaalt zijn afkeer van het neoliberalisme. De problemen liggen echter niet alleen bij het neoliberalisme. “De conservatieve, nationalistische narratieven die tegen de liberale permissiviteit gericht zijn, zijn buitensluitend en discriminerend.” Je kunt je ook een moderne maatschappij voorstellen met een toekomstnarratief dat wel veranderingen toelaat. Han noemt het radicale universalisme dat het uitsluitende identiteitsnarratief afwijst. Hij vindt dit bij Immanuel Kant in zijn geschrift ‘Zum ewigen Frieden’ en bij de dichter Novalis. “Politiek handelen in emfatische zin veronderstelt een narratief”.
Het storytelling van vandaag is vooral een efficiënte communicatietechniek, vaak manipulatief. “Storytelling als storyselling heeft niet de kracht die het verhaal oorspronkelijk kenmerkt. …. Narratieven zijn effectiever dan pure feiten of getallen, omdat ze emoties opwekken.” We missen toekomstnarratieven die hoop bieden. “De politiek wordt gereduceerd tot probleemoplossing. Alleen verhalen openen de toekomst”. De slotzinnen van het boek zijn: “In de wereld van storytelling wordt alles gereduceerd tot consumptie. Daardoor worden we blind voor andere verhalen, voor andere levensvormen, voor andere waarnemingen en werkelijkheden. Daarin bestaat de crisis van het narratieve in het tijdperk van storytelling”.
Bij het begin van onze bespreking was er maar één deelnemer die echt positief oordeelde over het boek. De anderen waardeerden het maar matig. We misten bij sommige gedachten een goede uitwerking. Ook het woordgebruik is niet altijd eenduidig (waarschijnlijk is dit geen tekortkoming van de vertaler Mark Wildschut). Welk perspectief biedt de auteur? Opvallend was dat aan het einde van de discussie de meesten van ons een negatiever mening over het boek hadden dan aan het begin. De Groene Amsterdammer van 03-04-2025 schrijft dat Byung-Chul Han misschien wel de populairste nog levende filosoof ter wereld genoemd kan worden (en de beste verkopende). Hadden wij voor onze kennismaking met Han beter een ander boek kunnen kiezen? Zouden wij dan een positiever oordeel over zijn gedachtengoed hebben gekregen?